6. Aansluiten van ondersteunde niet Victron producten
6.1. Een PV omvormer aansluiten
Door een PV omvormer aan te sluiten op een GX apparaat kan de stroomproductie en energiedistributie in realtime worden bewaakt. Dit geeft gebruikers inzicht in de werkelijke energiebalans en energiestromen binnen het systeem.
Opmerking: Deze metingen dienen alleen voor bewakingsdoeleinden en zijn niet vereist voor de werking of prestaties van het systeem.
Beperking PV omvormer
Naast bewaking kunnen bepaalde modellen en merken PV omvormers door het GX apparaat worden beperkt, wat betekent dat het uitgangsvermogen actief kan worden verminderd als dat nodig is.
Deze functionaliteit is vereist voor systemen die de ESS Niet terugleveren of Beperkt terugleveren functie gebruiken.
Directe verbindingen
Type | Nul terugleveren | Details |
---|---|---|
Fronius | Ja | LAN verbinding, raadpleeg GX GX Fronius handleiding |
SMA | Nee | LAN verbinding, zie GX GX SMA handleiding |
SolarEdge | Nee | LAN verbinding, zie GX SolarEdge handleiding |
ABB | Ja | LAN verbinding, raadpleeg GX ABB handleiding |
Een meter gebruiken
Voor PV omvormers die niet digitaal kunnen worden weergegeven, kan een meter worden gebruikt:
Type | Nul terugleveren | Details |
---|---|---|
Nee | Aangesloten op de analoge ingang van de omvormer/acculader. Laagste kosten, minst nauwkeurig. Energiemeter | |
Nee | Bedraad met de EGX of draadloos verbonden via onze Zigbee naar USB/RS485 omvormers. Raadpleeg de Energiemeter startpagina | |
Draadloze AC sensoren | Nee | Raadpleeg de Handleiding voor draadloze AC sensoren Uit roulatie genomen product |
6.2. Een USB GPS aansluiten
Een USB GPS kan worden gebruikt om voertuigen of boten op afstand te volgen via het VRM Portaal.
Hierdoor wordt het mogelijk om:
Remote positie traceren via het VRM Portaal
Geofencing waarschuwingen, die worden geactiveerd als het systeem een bepaald gebied verlaat
Exporteren van GPS tracks in .kml indeling voor gebruik in Google Earth, Navlink en soortgelijke tools
Hoewel Victron geen USB GPS modules levert, EGX worden de meeste GPS ontvangers van derden die gebruikmaken van de NMEA 0183 commandoset (met 4800 of 38400 baud) ondersteund. Sluit het GPS eenheid gewoon aan op een USB poort en na een korte vertraging wordt het automatisch herkend.
Geteste USB GPS modellen
Model | Chipset | Baud snelheid |
---|---|---|
Globalsat BU353-W | SiRF STAR III | 4800 |
Globalsat ND100 | SiRF STAR III | 38400 |
Globalsat BU353S4 | SiRF STAR IV | 4800 |
Globalsat MR350 + BR305US combo | SiRF STAR III | 4800 |
GlobalSat BU-353-N5 | SiRF STAR IV | 38400 |
6.3. Een NMEA 2000 GPS aansluiten
Naast USB GPS ontvangers kan een NMEA 2000 GPS worden gebruikt voor het remote volgen van auto's of boten in het VRM Portaal.
NMEA 2000 GPS compatibiliteit vereisten
Om met Victron GX apparaten te kunnen werken, moet de NMEA 2000 GPS zender van derden aan de volgende criteria voldoen:
Parameter | Vereiste waarde |
---|---|
Apparaat klasse | 60 - Navigatie |
Apparaat functie | 145 - Ownship Positie (GNSS) |
Vereiste PGN | Moet worden verzonden in 129025 - Positie (breedtegraad/lengtegraad) |
Optionele PGN | Moet worden verzonden in 129029 - Hoogte, 129026 - Koers & Snelheid |
De meeste NMEA 2000 compatibele GPS systemen zouden juist moeten werken.
Getest en bevestigd model:
Garmin GPS 19X NMEA 2000
Fysieke aansluiting op een GX apparaat
Het GX apparaat en het NMEA 2000 netwerk maken gebruik van verschillende connector types. Twee opties zijn beschikbaar:
VE.Can naar NMEA 2000 kabel (Victron)
Maakt een verbinding mogelijk tussen de VE.Can poort van een GX apparaat en een standaard NMEA 2000 netwerk.
De ingebouwde zekering kan geplaatst of verwijderd worden om te kiezen of Victron het NMEA 2000 netwerk van stroom voorziet.
Zie onderstaande waarschuwing met betrekking tot de compatibiliteit van de systeemspanning.
3802 VE.Can Adapter door OSUKL
Ideaal voor het aansluiten van één enkel NMEA 2000 apparaat (bv. een tankzender) op een VE.Can netwerk.
Kan NMEA 2000 netwerken met een lagere spanning rechtstreeks voeden vanuit een 48 V Victron systeem.
Waarschuwing
Compatibiliteit systeemspanning
Terwijl Victron componenten tot 70 V accepteren op hun CAN-bus poorten, geldt dat niet voor sommige NMEA 2000 apparaten.
Vele hebben een 12 V voeding nodig, en sommige kunnen tot 30 36 V verdragen.
Controleer voor het aansluiten altijd de gegevensbladen van alle NMEA 2000 apparaten in het systeem.
Als lagere netwerk spanning vereist is:
Gebruik de OSUKL 3802 VE.Can Adapter, of
Gebruik de VE.Can naar NMEA 2000 kabel zonder zekering en voorzie het NMEA 2000 netwerk van stroom met een aparte 12 V NMEA 2000 voedingskabel (niet geleverd door Victron).
De VE.Can poort op het GX apparaat heeft geen externe voeding nodig om te functioneren.
6.4. Aansluiten tankniveausensoren aan de GX tankingangen
De tankniveau ingangen zijn voor weerstand tanksensoren.Victron levert geen tanksensoren. De ingebouwde tanksensoraansluitingen ondersteunen geen mA- of spanningssensoren; voor deze types is de GX Tank 140 of vervanging door een weerstandsensor. |
Sensoren kunnen worden in- of uitgeschakeld in het menu I/O (Instellingen → I/O → Analoge ingangen) van de instellingen van het GX apparaat. Zodra de tank is ingeschakeld, verschijnt deze in de Apparatenlijst, waar de instellingen aangepast kunnen worden aan de specifieke installatie. |
Stel de volume eenheid van de tank in (kubieke meter, liter, Imperial of US gallon) en de capaciteit. Er kunnen ook aangepaste vormen ingesteld worden voor niet lineaire tanks, met maximaal 10 variaties. Zo kan bijvoorbeeld 50% van de sensor meting overeenkomen met 25% van het tankvolume, terwijl 75% gelijk kan zijn aan 90% van het volume. |
Elke tankniveau poort kan worden ingesteld om te werken met ofwel Europese (0-180 Ohm) of Amerikaanse (240-30 Ohm) tankzenders, of er kan een eigen weerstandsbereik ingesteld worden tussen 0 en 300 Ohm (firmware v2.80 of hoger vereist). |
Het type tankvloeistofkan ingesteld worden op brandstof, zoet water, afvalwater, bron, olie, zwart water (rioolwater), benzine, diesel, LPG, LNG, hydraulische olie of ruw water. Bovendien kan er een aangepaste naam worden toegewezen in het menu Apparaat, waar ook apparaat gerelateerde informatie wordt weergegeven, zoals verbindingstype, product ID en de VRM instance. |
Voor elke tanksensor kan een afzonderlijk alarm voor laag of hoog niveau worden ingesteld en geactiveerd. |
Gegevens over het tankniveau worden naar het VRM Portaal verzonden en kunnen remote worden bewaakt. Deze gegevens kunnen ook het relais activeren als ze zijn ingesteld op 'Tankpomp'. Daarnaast kunnen tankniveaus worden bekeken vanaf verschillende andere locaties binnen de GX omgeving:
Om de tanksondes fysiek te bevestigen, moet een adereindhuls of een gestript koperen uiteinde van ten minste 10 mm + in de verwijderbare blokaansluiting worden gestoken. Eenmaal juist bevestigd, moet het oranje lipje ingedrukt worden als de draad verwijderd moet worden. |
6.5. Verhogen van het aantal tankingangen door het gebruik van meerdere GX apparaten
6.5.1. Inleiding
Het aantal tankingangen op een GX apparaat, zoals de Cerbo GX en Venus GX, kan uitgebreid worden door meerdere GX apparaten samen aan te sluiten in een VE.Can netwerk. Om dit te doen, moet een GX apparaat aangeduid worden om ”hoofd" te zijn en de andere(n) de ”bijkomende". Hoe dit in de praktijk gedaan wordt, wordt onderstaand uitgelegd.
Er staat geen praktische limiet op hoeveel GX apparaten gebruikt kunnen worden behalve voor het aantal bronadressen beschikbaar in een VE.Can netwerk, wat 252 adressen is. Bijvoorbeeld een Cerbo GX met 4 tankingangen gebruikt tot 5 adressen: één voor zichzelf en één voor elke tankingang.
6.5.2. Vereisten
Bij gebruik van meerdere GX apparaten in een VE.Can netwerk moeten de volgende vereisten worden gevolgd om een juiste werking te garanderen:
Schakel MQTT in (onderdeel van MFD App integratie) op slechts één van de GX apparaten, niet op meerdere.
Uitsluitend het hoofd GX apparaat moet worden aangesloten op het Ethernet netwerk. De MFD App op Maritieme MFD's is niet ontworpen om te werken met meerdere GX apparaten op één Ethernet netwerk.
Als Modbus-TCP wordt gebruikt, schakel dit dan in op slechts één GX apparaat.
Alleen het hoofdapparaat van de GX moet worden aangesloten op de VRM; het verzendt ook de tankniveaus die zijn ontvangen van de secundaire apparaten.
We raden dringend aan om alle VE.Bus- en VE.Direct apparaten aan te sluiten op het GX hoofdapparaat.
Hoewel het aansluiten op secundaire GX apparaten werkt, zijn er beperkingen, zoals:
Geen remote instelling
Geen DVCC regeling
Geen remote firmware updates
Uitbreiden van de VE.Direct poorten via USB biedt volledige functionaliteit, wat daarom de aanbevolen methode is. Meer informatie hierover in hoofdstuk Voeden van de Ekrano GX.
6.5.3. Instellingen stap-voor-stap
|
6.6. Verbinden van NMEA 2000 tankzenders van derden
GX Apparaten kunnen gegevens weergeven van compatibele NMEA 2000 tankzenders van derden.
Compatibiliteit vereisten
Moet de PGN voor NMEA 2000 vloeistofpeil verzenden, 127505
De NMEA 2000 apparaatklasse/functie moet een van beide zijn:
Algemeen (80) met functiecode Transducer (190) of Sensor (170)
Sensoren (75) in combinatie met functiecode Vloeistof niveau (150)
Opmerking: Meerdere vloeistofniveaus vanuit één apparaat of functie worden ondersteund, op voorwaarde dat aan elke tank een eigen vloeistof- of Data Instance wordt toegewezen.
Instellingen ondersteuning
Bij sommige zenders kunnen het vloeistoftype en de capaciteit rechtstreeks via het menu van het GX apparaat worden ingesteld.
Dit werkt bijvoorbeeld met de Maretron TLA100 en is wellicht ook mogelijk met andere merken. Het is de moeite waard om dit tijdens de installatie te testen.
Geteste compatibele NMEA 2000 tankzenders
Merk | Model | Opmerkingen |
---|---|---|
Maretron | TLA100 | Ondersteunt instellingen via GX menu's |
Maretron | TLM100 | |
Navico | Vloeistofniveausensor brandstof-0 PK | Onderdeel nr. 000-11518-001 Heeft een Navico display nodig om de capaciteit, het vloeistoftype en andere parameters van de sensor in te stellen. Zie onderstaande spanningswaarschuwing. |
Oceanic Systems (UK) Ltd (OSUKL) | 3271 | Volumetrische tankzender Als het niet werkt, moet de firmware bijgewerkt worden. Neem contact op met OSUKL hiervoor. Zie onderstaande spanningswaarschuwing. |
Oceanic Systems (UK) Ltd (OSUKL) | 3281 | Zender waterniveau Zie onderstaande spanningswaarschuwing. |
De meeste andere NMEA 2000 tankzenders zullen naar verwachting ook werken. Als er een gebruikt wordt die hier niet bij staat, laat het ons dan weten via Community → aanpassingen.
Aansluiten op een GX apparaat
Omdat VE.Can en NMEA 2000 verschillende connectors gebruiken, zijn er twee opties beschikbaar:
VE.Can naar NMEA 2000 kabel (Victron)
Maakt een rechtstreekse verbinding mogelijk tussen NMEA 2000 en de VE.Can poort op het GX apparaat.
Er kan een zekering worden geplaatst of verwijderd, afhankelijk van of het NMEA 2000 netwerk moet worden gevoed door Victron apparatuur.
Zie onderstaande spanningswaarschuwing.
3802 VE.Can Adapter door OSUKL
Vooral geschikt voor het aansluiten van één enkel NMEA 2000 apparaat (bijv. een tankzender) op het VE.Can netwerk.
Kan laagspannings NMEA 2000 netwerken (bv. 12 V) rechtstreeks voeden vanuit een Victron systeem van 48 V.
Waarschuwing
Spanning compatibiliteit (24 V- & 48 V systemen)
Terwijl Victron GX apparaten tot 70 V verdragen op hun CAN-bus interface, doen veel NMEA 2000 apparaten dat niet. De meeste hebben 12 V nodig en sommige verdragen slechts 30-36 V.
Als het systeem NMEA 2000 apparaten bevat die niet overweg kunnen met de systeemspanning:
Gebruik dan de 3802 VE.Can Adapter (OSUKL), of
Gebruik de VE.Can naar NMEA 2000 kabel zonder zekering en voed het NMEA 2000 netwerk afzonderlijk met een 12 V NMEA 2000 voedingadapterkabel (niet geleverd door Victron).
De VE.Can poort op het GX apparaat heeft geen externe voeding nodig om te werken.
6.7. Bluetooth verbinding vereisten
Om een Bluetooth sensor zoals die van Mopeka, Ruuvi of Safiery aan te sluiten, moet het GX apparaat Bluetooth ondersteunen:
Sommige GX apparaten hebben ingebouwde Bluetooth.
Andere kunnen achteraf worden uitgerust met een standaard USB Bluetooth adapter (raadpleeg het Victron GX product assortiment voor details).
Zelfs met ingebouwde Bluetooth kan het toevoegen van een USB adapter helpen om het bereik te vergroten en de betrouwbaarheid te verbeteren door het plaatsen van een USB verlengkabel.
USB Bluetooth adapters die zijn getest en werken:
USB Bluetooth adapter | ||||
---|---|---|---|---|
Insignia (NS-PCY5BMA2) | Logilink BT0037 | TP-Link UB400(UN) | Kinivo BTD-400 | Ideapro USB bluetooth adapter 4.0 |
Ewent EW1085R4 | Laird BT820 | Laird BT851 | TP Link UB500 | - |
Een lijst met extra adapters die momenteel worden getest of waarvan bekend is dat ze niet werken, is beschikbaar op de Victron Community.
6.8. Mopeka Ultrasone Bluetooth sensoren
Met de sensoren van Mopeka kunnen vloeistofniveaus in zowel tanks onder druk als in tanks zonder druk ultrasoon worden gemeten. Afhankelijk van het model wordt de sensor op de boven- of onderkant van de tank gemonteerd. Gegevens zoals vloeistofniveau, temperatuur en accu spanning van de sensor worden via Bluetooth Low Energy (BLE) naar het GX apparaat verzonden.
Om de sensor via Bluetooth met het GX apparaat te verbinden, heeft het GX apparaat Bluetooth functionaliteit nodig. Voor meer informatie over Bluetooth vereisten, beperkingen en compatibele USB Bluetooth adapters, zie de Bluetooth verbinding vereisten rubriek.
Ondersteunde Mopeka sensoren
Mopeka sensor | Opmerkingen |
---|---|
Mopeka Pro Check H2O | |
Mopeka Pro Check LPG | |
Mopeka Pro Check Universal | Vereist Venus OS v3.14 of nieuwer |
Mopeka TD40 / TD 200 | |
Mopeka Pro Plus | |
Mopeka Pro 200 |
Opmerking
Alleen de bovenstaande sensoren worden ondersteund. Andere Mopeka sensoren, zelfs met Bluetooth functie, zijn niet compatibel.
6.8.1. Installatie
De installatie van de Mopeka sensor is eenvoudig. Installeer de sensor eerst fysiek volgens de installatie instructies van Mopeka en stel hem met de Mopeka Tank app (beschikbaar op Google Play en de Apple App Store) in. Ga vervolgens als volgt verder met de installatie op het GX apparaat:
|
6.8.2. Instellingen
Ga naar het menu apparaatlijst.
Blader en selecteer de gewenste sensor.
Klik of tik op de geselecteerde sensor om het overzichtsmenu te openen.
Tik of klik op de sensor om het overzicht te openen.
In het installatiemenu kan:
De tankcapaciteit aangepast worden
Het vloeistoftype en volume eenheid ingesteld worden
De kalibratie waarden instellen voor lege en volle tankniveaus
De huidige sensor meting en accuniveau bekeken worden
Als de instellingen voltooid zijn, ga dan terug naar het menu Sensor overzicht.
Tik of klik op Apparaat om het menu met apparaat instellingen te openen.
In het menu Apparaat kan er een aangepaste naam toegewezen worden en details bekeken worden, zoals verbindingstype, product ID en VRM instance.
Herhaal stappen 1–8 voor elke bijkomende sensor.
6.8.3. Bewaking tankniveau
Tankniveaus kunnen op verschillende locaties binnen de GX omgeving bewaakt worden
Apparaatlijst op het GX apparaat
Grafisch overzicht op het GX apparaat
VRM dashboard
Widgets VRM geavanceerd menu
Widgets VRM app
6.9. Safiery Star-Tank tankniveau sensor
De Safiery Star-Tank is een op radar gebaseerde sensor voor het tankniveau, ontworpen voor installatie bovenop. Hij kan worden bevestigd op niet metalen tanks met lijm of met het standaard SAE 5-boutpatroon. De sensor communiceert rechtstreeks met een GX apparaat via Bluetooth Lage energie (BLE). Het wordt gevoed door een CR2744 knoopcel, met een verwachte levensduur van vijf jaar.
Raadpleeg voor gedetailleerde product- en montage instructies de Star-Tank handleiding die beschikbaar is op de Star-Tank productpagina.
Om de sensor via Bluetooth met het GX apparaat te verbinden, heeft het GX apparaat Bluetooth functionaliteit nodig. Raadpleeg, voor meer informatie over Bluetooth vereisten, beperkingen en compatibele USB Bluetooth adapters, de Bluetooth verbinding vereisten rubriek.
6.9.1. Installatie
Het installeren van de Star-Tank sensor is eenvoudig. Volg eerst de Star-Tank installatie instructies en stel de sensor in. Zodra dit is gebeurd, gaat dan verder met de onderstaande stappen om de installatie op het GX apparaat te voltooien.
|
6.9.2. Instellingen
|
6.9.3. Bewaking tankniveau
Tankniveaus kunnen op verschillende plaatsen in de GX omgeving worden bekeken:
|
6.10. Draadloze Bluetooth Ruuvi temperatuursensoren
Ruuvi sensoren verzenden temperatuur, vochtigheid en luchtdruk draadloos via Bluetooth naar een GX apparaat.
Om de sensor via Bluetooth met het GX apparaat te verbinden, heeft het GX apparaat Bluetooth functionaliteit nodig. Raadpleeg, voor meer informatie over Bluetooth vereisten, beperkingen en compatibele USB Bluetooth adapters, de Bluetooth verbinding vereisten rubriek.
Installatieprocedure Zorg ervoor dat Bluetooth is ingeschakeld in het Bluetooth menu (standaard ingeschakeld). Ga hiervoor naar Instellingen → I/O → Bluetooth sensoren en klik op 'Inschakelen' om Bluetooth temperatuursensoren te activeren. Het submenu Bluetooth adapters toont een lijst met beschikbare Bluetooth adapters. De optie 'Continu zoeken' maakt het mogelijk om voortdurend nieuwe Bluetoothsensoren te zoeken. Houd er echter rekening mee dat het inschakelen van deze optie de WiFi prestaties van het GX apparaat kan beïnvloeden. Schakel deze optie alleen in als er gezocht moet worden naar nieuwe Bluetooth sensoren; anders kan deze optie het beste uitgeschakeld blijven. De sensor verschijnt in het menu als 'Ruuvi ####' met een 4-cijferige hexadecimale apparaat ID. Schakel de specifieke Ruuvi sensor in. Eerder geïnstalleerde en geactiveerde sensoren worden weergegeven met hun door de gebruiker gedefinieerde namen, indien ingesteld. De sensor zou nu zichtbaar moeten zijn in de apparatenlijst standaard is deze gelabeld als 'RuuviTag'. In het instelmenu van de temperatuursensor kan het type aangepast worden (kies tussen accu, koelkast en algemeen). In het menu Apparaat kan een aangepaste naam voor de sensor ingesteld worden en vind is er aanvullende informatie zoals verbindingstype, Product ID en VRM instancebeschikbaar. Accuduur en status voor Ruuvi sensoren: Ruuvi sensoren gebruiken een vervangbare CR2477 3V lithium knoopcel, die meestal meer dan 12 maanden meegaat, afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Waarschuwing lage accuspanning: Een waarschuwing voor lage accuspanning verschijnt op het Remote Console. Als het GX apparaat naar VRM rapporteert, verschijnt de waarschuwing ook daar. De waarschuwingsdrempel is temperatuur afhankelijk:
De firmware van de Ruuvi kan bijgewerkt worden met behulp van de speciale telefoon app van Ruuvi, maar dit is alleen nodig als er problemen zijn. |
6.11. Aansluiten van IMT zonnestraling, temperatuur en windsnelheid sensoren
IMT Technology GmbH biedt een reeks digitale silicium stralingssensor modellen binnen de Si-RS485 serie, die allemaal compatibel zijn met GX apparaten.
Compatibiliteit
De optionele sensoren externe module temperatuur, omgevingstemperatuur, en windsnelheid worden ook ondersteund.
Deze optionele sensoren kunnen worden aangesloten op de PV instralingssensor via voorgeïnstalleerde stekkers of voorbedrade aansluitingen (alleen voor module temperatuur en omgevingstemperatuur). Als externe sensoren worden aangesloten via een geschikte zonnestralingssensor, dan worden alle meetgegevens via één interfacekabel naar het Victron GX apparaat verzonden.
Elk model in de Si-RS485 serie PV stralingssensoren varieert in compatibiliteit met externe sensoren (sommige zijn al voorbedraad met externe sensoren), dus het is belangrijk om toekomstige behoeften en vereisten zorgvuldig te overwegen vooreen aankoop te doen.
Het is ook mogelijk om een onafhankelijke IMT Tm-RS485-MB module temperatuursensor (weergegeven als “celtemperatuur”) of IMT Ta-ext-RS485-MB omgevingstemperatuursensor (weergegeven als “externe temperatuur”) rechtstreeks aan te sluiten op het Victron GX apparaat, ofwel zonder een PV stralingssensor of ernaast.
Werking
De IMT Si-RS485 serie PV stralingssensoren maken gebruik van een RS485 elektrische interface en het Modbus RTU communicatieprotocol.
Voor een juiste werking moet het Victron GX apparaat versie 2.40 of later hebben. IMT sensoren met firmware versies eerder dan v1.53 worden ook ondersteund; neem voor meer informatie contact op met IMT.
De fysieke verbinding met het Victron GX apparaat gebeurt via een USB poort en vereist een Victron RS485 naar USB interface kabel.
Er is ook een geschikte externe DC bron (12 tot 28 V DC) nodig, aangezien de sensor NIET gevoed wordt via USB.
Recente IMT modellen hebben een tweede temperatuursensor, die ook wordt ondersteund.
Draadverbindingen
Het schema in de onderstaande installatiehandleiding illustreert de bedradingsconfiguratie voor een typische installatie.
![]() |
Draadverbindingen
Si-Sensor | Victron RS485 naar USB interface | Signaal |
---|---|---|
Bruin | Oranje | RS485 Data A + |
Oranje | Geel | RS485 Data B - |
Rood | - | Voeding Positief - 12 tot 28 V DC |
Zwart | - | Voeding Neg/Aarde - 0 V DC |
Zwart (dik) | - | Aarding/Draadbescherming/PE |
- | Rood | Voeding Positief - 5 V DC (niet gebruikt) |
- | Zwart | Voeding Neg/Aarde - 0 V DC (niet gebruikt) |
- | Bruin | Afsluiter 1 - 120 R (niet gebruikt) |
- | Groen | Afsluiter 2 - 120 R (niet gebruikt) |
Installatie instructies
De maximale DC voedingsspanning toegestaan voor het bereik van een PV stralingssensor van de IMT Si-RS485 serie is 28,0 V DC. Voor 24 V- en 48 V-accubanken/-systemen moet een geschikte Victron DC-DC omvormer (24/12, 24/24, 48/12 of 48/24) of AC-DC adapter worden gebruikt in de installatie.
Voor 12V accubanken of -systemen kunnen de IMT Si-RS485 PV stralingssensoren rechtstreeks vanuit de accubank worden gevoed en blijven ze werken tot een minimum spanning van 10,5 V (zoals gemeten bij de sensor, houd rekening met spanningsverlies in de kabel).
Raadpleeg voor gedetailleerde bedrading, installatie instructies en specificaties de IMT Si-RS485 series PV stralingssensor 'Quick Reference Guide' en de Victron RS485 naar USB interfacekabel 'gegevensblad'.
Om ongeschonden toestand van het signaal en een robuuste werking te garanderen, moeten de volgende richtlijnen in acht te genomen worden:
Verlengkabels moeten voldoen aan de specificaties voor minimale doorsnede in de bijbehorende tabel, afhankelijk van de DC voedingsspanning en kabellengte.
De verlengkabels dienen een geschikte afscherming en getwiste aderparen te hebben.
Als de totale kabellengte meer dan 10 m bedraagt of als er sprake is van installatie specifieke storingsproblemen, moet de oorspronkelijke kabel die is aangesloten op de Victron RS485 naar USB interface worden ingekort tot maximaal 20 cm. Gebruik in dergelijke gevallen hoogwaardige bekabeling voor de gehele lengte in plaats van alleen het verlengstuk.
Zorg ervoor dat de bekabeling gescheiden van de hoofdbekabeling voor gelijkstroom of wisselstroom wordt geïnstalleerd.
Alle bedrading moet juist worden afgesloten (inclusief ongebruikte bedrading) en afdoende worden geïsoleerd tegen weersinvloeden en binnendringend water.
Open de sensorbehuizing niet en knoei er niet mee tijdens de installatie, omdat dit de ongeschonden toestand van de afdichting aantast en de garantie ongeldig maakt.
De IMT Si-RS485TC serie PV stralingssensor heeft een interne galvanische isolatie (tot 1000 V) tussen de voeding en RS485 Modbus circuits, waardoor de niet geïsoleerde Victron RS485 naar USB interface geschikt is voor de meeste installaties.
Als echter een geïsoleerde RS485 naar USB interface de voorkeur heeft, is het enige compatibele apparaat de Hjelmslund Electronics USB485-STIXL (andere types worden niet herkend door het GX apparaat).
Meerdere sensoren
Het is niet mogelijk om meerdere IMT Si-RS485 series PV stralingssensoren aan te sluiten op een GX apparaat; extra sensoren worden genegeerd.
Instellingen
Over het algemeen is er geen speciale of extra instelling nodig, de standaard 'zoals geleverd' instelling is compatibel voor communicatie met een Victron GX apparaat.
Echter, in gevallen waarbij een PV stralingssensor van de IMT Si-RS485 serie eerder in een ander systeem is gebruikt en/of de instellingen om welke reden dan ook zijn gewijzigd, is het noodzakelijk om de standaard instellingen te herstellen vóór verder gebruik.
Download, om de instellingen te wijzigen, de IMT 'Si-MODBUS Configurator uit de sectie software downloads. Volg de instructies in de handleiding van de Si-Modbus Configurator (te downloaden via dezelfde link) en controleer of werk de volgende instellingen bij:
MODBUS Adres: 1 | Baud snelheid: 9600 | Gegevensformaat: 8N1 (10 Bit) |
Voor verdere ondersteuning met betrekking tot de instelling van de IMT Si-RS485 serie stralingssensoren kaner rechtstreeks contact opgenomen worden met IMT Technology.
Gebruikersinterface - GX apparaat
Zodra het Victron GX apparaat is aangesloten en ingeschakeld, wordt de IMT Si-RS485 serie stralingssensor binnen enkele minuten automatisch gedetecteerd en verschijnt deze in het menu 'Apparatenlijst'. |
In het menu 'PV stralingssensor van de IMT Si-RS485 serie' worden alle beschikbare parameters automatisch weergegeven (afhankelijk van de aangesloten sensoren) en in realtime bijgewerkt. |
In het submenu 'Instellingen' kunnen handmatig optionele of extra externe sensoren in- of uitgeschakeld worden die op de IMT Si-RS485 serie stralingssensor zijn aangesloten. |
Gegevensvisualisatie - VRM
Om gelogde historische gegevens op het VRM Portaal te bekijken, vouw dan de widgetlijst 'Meteorologische sensor' uit en selecteer de widget 'Meteorologische sensor'. | ![]() |
Gegevens van alle beschikbare sensortypes worden automatisch weergegeven in de grafiek. Individuele sensoren of parameters in- of uitschakelen kan door op hun naam in de legenda te klikken. | ![]() |
6.12. Algemene dynamogegevens lezen van compatibele NMEA 2000 DC sensoren
Het GX apparaat kan spannings-, stroom- en temperatuurgegevens lezen van generieke dynamo's als deze zijn aangesloten op compatibele NMEA 2000 DC sensoren van derden.
Opmerking: Deze gegevens worden alleen gebruikt voor weergave. Het wordt niet gebruikt voor systeemberekeningen of besturingsfuncties.
NMEA 2000 sensor vereisten
Om compatibiliteit te garanderen, moet de NMEA 2000 DC sensor aan de volgende criteria voldoen:
Vereiste | Waarde |
---|---|
Apparaatklasse | 35 – Elektrische opwekking |
Apparaat functie | 141 – DC Aggregaat |
DC type | Moet worden ingesteld op dynamo in PGN 127506 DC Details |
Data PGN | 127508 – Accustatus (moet spanning, stroom en temperatuur doorgeven) |
Het wordt verwacht dat de meeste NMEA 2000 DC sensoren werken.
Bevestigde compatibele apparaten
Fysieke aansluiting op een GX apparaat
NMEA 2000 netwerken en GX apparaten gebruiken verschillende connectors. Er zijn twee adapter oplossingen beschikbaar:
VE.Can naar NMEA 2000 kabel (Victron)
Maakt een verbinding mogelijk tussen de VE.Can poort van een GX apparaat en een standaard NMEA 2000 netwerk.
De interne zekering kan worden geplaatst of verwijderd om te voorkomen of juist mogelijk te maken dat Victron apparatuur het NMEA 2000-netwerk van stroom voorziet.
Raadpleeg onderstaande spanningswaarschuwing.
3802 VE.Can Adapter door OSUKL
Ideaal voor het aansluiten van één enkel NMEA 2000 apparaat (bv. dynamo sensor) op het VE.Can netwerk
Kan 12 V voeding leveren aan laagspannings NMEA 2000 apparaten van een Victron systeem van 48 V.
Waarschuwing
Spanning compatibiliteit (24 V- & 48 V systemen)
Terwijl Victron GX apparaten tot 70 V tolereren op hun CAN-bus interface, geldt dat niet voor veel NMEA 2000 apparaten. De meeste hebben 12 V nodig en sommige verdragen slechts 30-36 V.
Als het systeem NMEA 2000 apparaten bevat die niet overweg kunnen met de systeemspanning:
Gebruik dan de 3802 VE.Can Adapter (OSUKL), of
• Gebruik de VE.Can naar NMEA 2000 kabel zonder zekering en voed het NMEA 2000 netwerk afzonderlijk met een 12 V NMEA 2000 voedingskabel (niet geleverd door Victron).
De VE.Can poort op het GX apparaat heeft geen externe voeding nodig om te werken.
6.12.1. Wakespeed WS500 dynamoregelaar ondersteuning
Inleiding
De WS500 is een externe slimme dynamoregelaar met CAN-bus- en NMEA 2000 communicatie, die voornamelijk is ontworpen voor maritieme en camper toepassingen. Als de Wakespeed WS500 is aangesloten op een GX apparaat, dan kan de WS500 de dynamoprestaties bewaken en op DVCC gebaseerde regeling mogelijk maken.
Vereisten
Om de WS500 te integreren, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Venus OS firmware v2.90 of hoger op het GX apparaat
Wakespeed WS500 firmware 2.5.0 of later op de WS500 regelaar
De WS500 moet worden aangesloten op de VE.Can poort van het GX apparaat. Verbinding via de BMS-Can poort (bv. op Cerbo GX) wordt niet ondersteund voor bewaking.
Vereisten voor DVCC regeling
Venus OS firmware v3.30 of hoger op het GX apparaat
Wakespeed WS500 firmware 2.5.2 of later op de WS500 regelaar
De door Wakespeed geleverde stroomshunt moet bij de dynamo worden geïnstalleerd.
WS500 moet worden ingesteld met "Shunt bij dynamo" ingeschakeld (Wakespeed toepassing: System tabblad op het instellingenscherm)
Bepaal de dynamocapaciteit in Ampère op het tabblad dynamo
NMEA2000 ondersteuning (Systeem > Expertmodus) moet zijn ingeschakeld
De WS500 aansluiten op VE.Can
Zowel de WS500 als de VE.Can gebruiken RJ45 connectors voor CAN communicatie, maar met verschillende pin bezetting. Een standaard (rechte) UTP netwerkkabel werkt niet. Een aangepaste kruiskabel is vereist.
Raadpleeg het onderstaande schema voor details over de pin bezetting:
CAN pin bezetting:
VE.Can: pin 7 = CAN-H, pin 8 = CAN-L
WS500: pin 1 = CAN-H, pin 2 = CAN-L
Bedradingsvereiste:
Pin 1 (WS500) → Pin 7 (VE.Can)
Pin 2 (WS500) → Pin 8 (VE.Can)
Sluit het uiteinde met pin 7/8 aan op de VE.Can poort van het GX apparaat. Het andere uiteinde (pin 1/2) verbindt met de WS500. Beide uiteinden moeten afgesloten zijn.
Kabel kleuren zijn niet relevant als de kruiskabel zelf gemaakt wordt. Wakespeed heeft ook een kant-en-klare kabel met een blauwe RJ45 stekker eraan. Dit uiteinde wordt aangesloten op de VE.Can poort.
Opmerking
Houd er rekening mee dat de zwarte afsluiters van Wakespeed en de blauwe afsluiters van Victron niet onderling uitwisselbaar zijn. Plaats daarom de Victron afsluiter op de Victron zijde van het netwerk, en de Wakespeed afsluiter op de Wakespeed zijde.
Aansluit voorbeeld
Het onderstaande voorbeeld toont een overzicht van de aanbevolen bedrading, gebaseerd op een installatie met een Lynx Smart BMS, Lynx Distributors en een Ekrano GX.
De juiste plaatsing van de dynamoshunt (niet te verwarren met de shunt van de BMV of SmartShunt) is hierbij van belang voor de juiste aansluiting van de stroomdetectiedraad.
Voor de volledige bedrading tussen de WS500 en de dynamo, raadpleeg de handleidingen van de WS500 en de dynamo.
Gebruikersinterface GX apparaat voor WS500
Zodra er verbinding is, verschijnt de WS500 in de apparatenlijst van het GX apparaat.
Het WS500 menu toont volgens de volgende informatie en gegevens:
Er kan een eigen naam aan de WS500 toegekend worden via het Apparaatmenu. Hierdoor wordt de $SCN instellingsregel van de regelaar bijgewerkt. | ![]() ![]() ![]() |
WS500 gegevens op het VRM Portaal
Het VRM Portaal kan WS500 gegevens weergeven, waaronder stroom, spanning en temperatuur.

Momenteel zijn er 3 widgets beschikbaar op de VRM

De aangepaste VRM widget geeft de spanning, stroom en temperatuur van de WS500 weer
Probleemoplossing & Veel gestelde vragen
Neem voor verdere assistentie en verder probleemoplossen rechtstreeks contact op met de Wakespeed ondersteuning.
Foutcode #91 en #92
Alle WS500 foutcodes, zoals gedefinieerd in de Wakespeed Communications and Configuration Guide, worden door het GX apparaat gerapporteerd.
In systemen met een geïntegreerd BMS zijn de volgende fouten kritisch zolang de gebeurtenissen actief zijn en onmiddellijke aandacht vereisen.
#91: Lost connection with BMS
De WS500 heeft de communicatie met het BMS verloren en zal overschakelen naar de ingestelde ‘thuis komen’ modus. Zodra de communicatie met het BMS is hersteld, zal de WS500 terugkeren naar het volgen van de oplaaddoelen zoals bepaald door het BMS.
#92: ATC disabled through feature IN
Het BMS heeft een laadontkoppelingsgebeurtenis gesignaleerd en de WS500 is daarom teruggekeerd naar de Uit status.
Stroom- en vermogengegevens worden niet weergegeven in het WS500 apparaatmenu
Het ontbreken van stroom- en vermogensgegevens in het WS500 apparaatmenu is geen fout. Het weerspiegelt de systeeminstelling en wordt onder bepaalde omstandigheden verwacht:
Geen dynamoshunt geïnstalleerd: De WS500 kan de uitgangsstroom en het vermogen van de dynamo niet meten zonder een dynamoshunt.
Dynamo shunt is geïnstalleerd maar niet juist ingesteld: controleer de ShuntAtBat instelling en de Negeren sensor instelling via de Wakespeed instellingen tools.
Opmerking over dynamo shunt
Een dynamoshunt is een stroomsensor die in serie wordt geplaatst met de uitgang van de dynamo. Deze wordt rechtstreeks op de WS500 aangesloten en biedt realtime meting van de uitgangsstroom en het vermogen van de dynamo.
Optioneel: Niet vereist voor basis werking
Verplicht: Vereist voor DVCC compatibiliteit
Als er geen shunt is geïnstalleerd, geeft het GX apparaat nog steeds parameters weer zoals veldaansturing (%) en dynamo spanning, maar geen stroom of vermogen.
FAQ
V1: Wordt de uitgangsstroom van de dynamo (indien gemeten) gebruikt voor iets anders dan weergavedoeleinden?
A1:Ja. Met DVCC integratie kan het GX apparaat de uitgang van de WS500 regelen en laadstroom verdelen tussen de WS500 en bijvoorbeeld MPPT's en DC-DC acculaders.
V2: Kan de uitgangsstroom van de accu via CAN-bus worden uitgelezen door een Lynx Smart BMS of andere monitors?
A2: Ja. Als de WS500 shunt is ingesteld om de dynamo uitgang te meten, kan de stroom via de CAN-bus worden uitgelezen (bv. door een Lynx Smart BMS). De WS500 gebruikt dit om te veel laden te voorkomen, bijvoorbeeld als de accu 100 A nodig heeft en de WS500 200 A levert, wordt de extra 100 A naar DC belastingen geleid. Dit verbetert de nauwkeurigheid van de belastingsberekening.
V3: Zijn er aanbevelingen voor de bedrading bij gebruik van een Lynx Smart BMS of Lynx BMS NG?
A3: Ja. We geven gedetailleerde systeem voorbeelden, waaronder:
Een catamaran opstelling met twee WS500 eenheden
Een systeem met een tweede dynamo aangestuurd door een WS500
Deze voorbeelden kunnen als sjabloon worden gebruikt en zijn beschikbaar op de productpagina van de Lynx Smart BMS.
V4: Wat als er geen Lynx Smart BMS wordt gebruikt, hoe moet de bedrading dan worden uitgevoerd?
A4: Wakespeed biedt een snelstartgids met informatie over de instelling van DIP schakelaars en het aansluiten van de kabelboom.
Meer bedradingsschema's kunnen gevonden worden in de WS500 producthandleiding.
Opmerking: De shunt moet worden aangesloten op de accu en de WS500 moet dienovereenkomstig worden ingesteld.
6.12.2. Arco Zeus dynamoregelaar ondersteuning
De Arco Zeus is een externe slimme dynamoregelaar met CAN-bus en NMEA 2000 communicatie, speciaal ontworpen voor maritieme en camper toepassingen. De Arco Zeus wordt ondersteund door Venus OS, inclusief DVCC besturing, en maakt bewaking en regeling van de dynamoprestaties mogelijk via een GX apparaat.
Als de Zeus juist is ingesteld, volgt deze de laadparameters die zijn ingesteld door het GX apparaat en/of het Lynx BMS.
Vereisten
Om de Zeus te integreren met een Victron systeem, moet aan de volgende eisen worden voldaan:
Venus OS firmware v3.50 of later
Arco Zeus firmware v1.25 of later is geïnstalleerd op de Zeus regelaar
Verbinding via VE.Can poort van het GX apparaat. Het is niet mogelijk om de Zeus aan te sluiten op de BMS-Can poort van een Cerbo GX.
De synchronisatie modus in de Zeus app moet zijn ingesteld op 'Victron volger'.
Voor een juiste werking van de DVCC moet een dynamo shunt worden geïnstalleerd. Raadpleeg de Arco Zeus documentatie.
Installatie
Installeer de Arco Zeus regelaar volgens de Arco Zeus Bluetooth Alternator Regulator Installation Guide, beschikbaar op deArcomarine website.
Sluit de Zeus aan op de VE.Can poort van het GX apparaat met een standaard Cat5/6 Ethernetkabel.
Zorg ervoor dat het VE.Can netwerk goed is afgesloten:
Gebruik een NMEA 2000 M12 afsluiter op de Zeus NMEA 2000 poort.
Gebruik een VE.Can RJ45 afsluiter op het GX apparaat of Lynx BMS, afhankelijk van de netwerk layout. Opmerking: Er zijn configuraties waarbij dit niet nodig is, bijvoorbeeld in een parallel geschakeld Lynx BMS accusysteem, waarbij elke accubank zijn eigen Zeus dynamoregelaar heeft.
Dynamo uitschakeling via BMS inschakelen:
Sluit een draad van de "NO" relaisuitgang van het Lynx BMS aan op de Zeus ingang met het label ”Inschakelen/ATC van BMS".
Dit zorgt ervoor dat de Zeus veilig uitschakelt voordat de schakelaar opent, waardoor de dynamo wordt beschermd tegen schade
Zeus instellingen
Raadpleeg de installatiehandleiding van de Arco Zeus Bluetooth Alternator Regulator Installation Guide voor volledige instellingsinstructies, beschikbaar op deArcomarine website.
Stel in de Zeus app Sync Mode in op "Victron volger".
Stel de 'Alternator Max Output Current' (maximale uitgangsstroom dynamo) in op een waarde die geschikt is voor zowel de dynamo als de accu. DVCC gebruikt deze waarde om de maximaal beschikbare laadstroom te bepalen.
Instellingen GX apparaat
Op het GX apparaat (met Remote Console):
Ga naar instellingen → diensten → VE.Can poort [1 of 2]
Stel het CAN-bus profiel in op "VE.Can & Lynx Ion BMS (250 kbit/sec.)".
Lynx Smart BMS of Lynx BMS NG instelling
Stel de BMS relais modus in op “Dynamo ATC”. Dit zorgt ervoor dat de ATC als eerste opent, gevolgd door de magneetschakelaar na 2 seconden, zodat de Zeus tijd heeft om uit te schakelen voordat de accu wordt losgekoppeld.
Monitoring
Zodra de Arco Zeus regelaar is aangesloten op het GX apparaat, verschijnt deze in de apparatenlijst met een vermelding voor de dynamoregelaar.
Beschikbare informatie en parameters:
Uitgang: Geeft de uitgangsspanning, stroom en vermogen van de dynamo weer zoals gerapporteerd door de Zeus.
Temperatuur: Toont de dynamotemperatuur, gemeten via de Zeus temperatuursensor.
Status: Geeft de laadstatus weer van de Zeus:
Uit - Niet laden
Bulk, Absorptie of Druppel - Bij gebruik van het interne laadalgoritme
Externe regeling - Bij externe regeling door een BMS, zoals het Lynx Smart BMS
Netwerkstatus: Geeft Standalone weer als de regelaar onafhankelijk werkt.
Veldaansturing: Geeft het percentage veldaansturing aan dat via de veldaansluiting op de dynamo wordt gezet.
Snelheid: Toont het toerental van de dynamo in RPM, gemeten via de stator aansluiting.
Motorsnelheid: Geeft motor toerental weer, bepaald door:
Berekening gebaseerd op dynamosnelheid en de aandrijfverhouding motor-dynamo (zoals ingesteld in de Zeus app)
NMEA 2000 (PGN127488), als motor toerental wordt uitgezonden via NMEA 2000
J1939 (PGN61444), als motor toerental wordt ontvangen via J1939
Apparaat: Bevat productspecifieke en aansluitingsgerelateerde informatie.
De Arco Zeus gegevens die weergegeven kunnen worden op het VRM Portaal zijn stroom, spanning en temperatuur.
Probleemoplossing
Neem voor verdere assistentie en probleemoplossing rechtstreeks contact op met Arco Zeus ondersteuning.
6.12.3. Revatek Altion dynamoregelaar ondersteuning
De Revatek Altion is een externe slimme dynamoregelaar met CAN-bus ondersteuning voor VE.Can, NMEA 2000 en RV-C protocollen. Ontworpen voor maritieme en camper toepassingen kan het worden geïntegreerd met Victron GX apparaten voor volledige bewaking en regeling van de dynamo.
Ondersteunde Altion apparaten
Altion
Altion Max
Vereisten
Altion firmware v20250316 of later
Venus OS v3.50 of later
Installatie, instellingen en probleemoplossing
Raadpleeg de officiëleRevatek Altion gebruikershandleiding voor gedetailleerde instructies over installatie, instellingen en probleemoplossing. De handleiding is beschikbaar bij Revatek.