8. Parallel geschakelde Lynx BMSen
8.1. Inleiding
Een parallel geschakelde redundante accubank kan gemaakt worden door meerdere Lynx Smart BMS en Lynx Smart BMS NG eenheden te combineren met hun bijbehorende accubanken. Deze innovatieve functie verbetert lithiumaccusystemen aanzienlijk door de maximale energieopslagcapaciteit te vermenigvuldigen en hogere stromen te ondersteunen. Belangrijker nog, het introduceert redundantie, dat ervoor zorgt dat het systeem operationeel blijft, zelfs als één accubank het laat afweten. Deze redundantie is cruciaal voor het behouden van een voortdurende stroomtoevoer en werking.
Belangrijkste functies
Verhoogde capaciteit en redundantie: Door accubanken parallel te schakelen, kan het systeem hogere stromen verwerken en operationeel blijven, zelfs als één accubank het laat afweten.
Uitgebreide compatibiliteit: In deze instellingen kunnen Lynx Smart BMS eenheden gemengd worden met Lynx BMS NG eenheden, waardoor systemen mogelijk zijn die accu's combineren met Lithium Smart en Lithium NG accu's. Echter alleen Lynx Smart BMS eenheden met dezelfde stroomsterkte kunnen parallel geschakeld gebruikt worden (b.v. 500 A + 500 A of 1000 A + 1000 A, maar niet 500 A + 1000 A).
Automatische foutbehandeling: Als een accubank een fout ervaart, dan wordt de accubank afgekoppeld terwijl de resterende accubanken blijven werken. Dit zorgt voor een continue stroomtoevoer en vermindert het risico op uitschakeling van het systeem.
Verbeterde bewaking: Het systeem biedt een gedetailleerd overzicht van alle verbonden en ontkoppelde accubanken in de GXapparaatlijst, zorgend voor allesomvattende bewaking en diagnose.
Naadloos opnieuw verbinden: Als een losgekoppelde BMS klaar is om te verbinden, maakt het veilig nieuwe verbinding met de accubank zonder beduidende stroomschommelingen te veroorzaken.
Automatische integratie van nieuwe accubanken: Geen instellingen vereist.
Hoe werkt het?
Als het GXapparaat meerdere accubanken ziet met dezelfde VE.Can instance behandelt de GX ze als BMSen, allemaal verbonden met dezelfde DCbus.
Als er twee of meer BMSen verbonden zijn, dan vormen ze een „virtueel" accusysteem dat als een extra enkelvoudig apparaat verschijnt in de GXapparaatlijst. Het virtuele accusysteem werkt als een standaard accubank met al de functies, net zoals een fysieke accubank. DVCC zal automatisch die accubank selecteren.
Bij het verbinding maken van een BMS met een al draaiend systeem hangt het aanvaardbare spanningsverschil, vóór het sluiten van de magneetschakelaar, af van de capaciteit van de accubanken die al verbonden zijn; hoe hoger de capaciteit, hoe kleiner het toelaatbare spanningsverschil. Alleen als het verschil tussen aanvaardbare limieten ligt, wordt de nieuwe accubank verbonden.
ATC & Dynamo* ATC contact statussen worden gesynchroniseerd. De synchronisatie van het ATCsignaal stopt als één van de BMSen zijn hoofdmageneetschakelaar opent, waardoor de rest van het systeem kan blijven werken en laden. Als de losgekoppelde set zich weer bij de aangesloten set voegt, wordt de synchronisatie van ATC weer hersteld.
*Voor nieuw systeemontwerp: de dynamo kan nu rechtstreeks op het ATCcontact worden aangesloten, aangezien de hoofdschakelaar in het Lynx BMS altijd een vertraging van 2 seconden aanhoudt na starten van het ATCcontact, zodat dynamo's uitgeschakeld kunnen worden voordat de hoofdschakelaar wordt geopend.
Als een lage celspanning optreedt in één van de accubanken, opent het bijbehorende BMS de schakelaar zodat de rest van het systeem kan blijven werken.
8.2. Vereisten en beperkingen
Deze rubriek lijst de vereisten en beperkingen op van het draaien van een accusysteem met meerdere Lynx Smart BMSen.
Vereisten:
Elke Lynx Smart BMS in het systeem vereist minstens firmware v1.11.
Een GXapparaat met firmware 3.40 of later.
Beperkingen:
Alleen Lynx Smart BMS eenheden met dezelfde stroomsterkte kunnen parallel geschakeld gebruikt worden (bv. 500 A + 500 A of 1000 A + 1000 A, maar niet 500 A + 1000 A). Lynx Smart BMS eenheden kunnen gemengd worden met Lynx BMS NG eenheden.
Gebruik, voor systemen met meerdere Lynx Smart BMS eenheden, verbonden met hetzelfde VE.Can netwerk maar niet deel uitmakend van een parallel geschakelde redundant accubank, het GXapparaat en ga naar instellingen → Diensten → [correcponderende VE.Can port] om elke eenheid een uniek VE.Can instance toe te wijzen. Het GXapparaat behandelt BMSen met dezelfde VE.Can instance als deel van de nieuw gemaakte virtuele accubank.
De algemene stroomlimiet is steeds de som van limieten van de actieve BMSen. Als een BMS loskoppelt door een fout vermindert de totale stroomverwerkingscapaciteit in overeenstemming ermee.
8.3. Elektrische verbindingen
De BMS en Distributor aansluitingen op de Lynx Smart BMS zijn accubank lokaal en kunnen zoals gewoonlijk worden aangesloten.
Er zijn echter enkele bijzonderheden om in overweging te nemen tijdens de installatie. Het zijn de volgende:
Om te zorgen voor ononderbroken voeding voor het GXapparaat moeten de AUXpoorten van alle BMSen parallel geschakeld worden. Deze instelling zorgt ervoor dat het GXapparaat gevoed blijft worden als één BMS naar uitmodus overschakelt of uitgeschakeld wordt voor onderhoud. Voor elke AUXuitgang is een blokkeerdiode nodig. Zie de volgende schema's voor meer informatie.
We raden aan om een vergrendelbare drukknop (bij voorkeur met LED) aan te sluiten op de respectieve externe aan/uitaansluitingen van de BMSen in plaats van de in de fabriek geïnstalleerde draadlus. Hierdoor kan elke accubank afzonderlijk eenvoudig worden geactiveerd/gedeactiveerd. Zie de volgende schema's voor meer informatie.
We bevelen ook het installeren van een hoorbaar alarm, zoals een externe zoemer, aan, verbonden met Relais 1 van het GX apparaat. Als Relais 1 ingesteld is als een alarmrelais luidt de zoemer bij een alarmsituatie. Dit alarm kan rechtstreeks bevestigd worden op het GX apparaat, wat het alarmgeluid zal stopzetten. Als tweede mogelijkheid kan het alarmrelais aangesloten worden om te integreren met een alarmsysteem van een boot.
Als de ATC contacten vereist zijn, verbind dan alle ATC contacten, parallel geschakeld. De BMS-en volgen elkaars ATC status. Als er één BMS ATC uitschakelt, dan doen de anderen hetzelfde.
Als het ATD contact vereist is, sluit dan alle ATD contacten, parallel geschakeld aan, zodat belastingen operationeel blijven als er minstens één BMS operationeel is.
Als een ATC dynamo is ingebouwd, sluit dan alle relaiscontacten parallel aan. Bij nieuwe systemen kan de dynamo rechtstreeks worden aangesloten op de ATC lijn, samen met andere laadbronnen.
Het volgende schema toont twee Lynx BMS NG units, die elk hun eigen accubank beheren en parallel zijn aangesloten. Het volgende schema geeft een gedetailleerde weergave van de bedrading, inclusief:
Vergrendelende druktoetsen met geïntegreerde LED's
Blokkeerdiodes, vereist als AUX uitgangen parallel geschakeld worden aangesloten
Een hoorbaar alarm, aangesloten op Relais 1 op het GX apparaat
Opmerking: De meeste druktoetsen met geïntegreerde LED's zijn geschikt voor een aandrijfspanning van 12 V of 24 V. Bij gebruik in een 48 V accubanksysteem is een extra voorschakelweerstand vereist; raadpleeg legenda item 'B' in het schema.
Belangrijk: De kabels aan de belastingszijde van elke Lynx BMS naar de Lynx verdeler of verdeelrail moeten even lang zijn om een evenwichtige stroomverdeling tussen de accubanken te garanderen.

8.4. Bewaking en besturing
De individuele BMSen worden bewaakt en bestuurd zoals een enkelvoudige BMS via het GX apparaat of VictronConnect, terwijl de virtuele BMS alleen bewaakt kan worden vanuit het GX apparaat. Als het GX apparaat een internetverbinding heeft, worden de parameters van de individuele BMSen en de virtuele BMS ook verzonden naar het VRM portaal en kunnen daar bewaakt worden.
De virtuele BMS wordt automatisch bestuurd, terwijl de individuele BMSen handmatig bestuurd kunnen worden (AAN, Stand-by, UIT). Het is ook mogelijk een individuele naam toe te wijzen via het apparaatmenu. |
De accumonitor op VRM toont steeds de gecombineerde waarden op het VRM dashboard. Alle BMS parameters zijn beschikbaar via widgets in het VRM geavanceerd menu. | ![]() |
Als een BMS opgestart wordt, dan controleert het BMS het spanningsverschil tussen de online accu en de nieuwe toegevoegde accu. Het blijft in 'In afwachting' status tot het spanningsverschil klein genoeg is om de magneetschakelaar veilig te sluiten. Deze status wordt weergegeven in de apparaatlijst voor het respectievelijke BMS. Als een BMS in deze status staat, verschijnt ook een ”systeemspannings” veld op de apparaatpagina, dat de spanning van het parallel geschakelde BMS toont. |
De tabel toont de parameters van de afzonderlijke BMSen en beschrijft de methode voor het berekenen en weergeven van de gecombineerde waarden voor het virtuele BMS.
Parameter | Gecombineerd resultaat in virtueel BMS |
---|---|
Laadspanningslimiet (CVL) | Laagste CVL van BMSen, afhankelijk van de apparaatstatus (bulk, absorptie en druppelladen) |
Laadstroomlimieten (CCL) | Som van alle CCL |
Ontlaadstroomlimiet (DCL) | Som van alle DCL |
Laadstatus (SoC) | Gemiddelde van laadstatus, gewogen door capaciteitsaandeel |
Capaciteit (Ah) | Som |
Tijd om te gaan (TTG) | Gemiddelde van BMSen |
Accuspanning | Gemiddeld |
Accustroom | Som |
Accuvermogen | Som |
Accutemperatuur | Maximum |
8.5. Veelgestelde vragen (FAQ)
Dit hoofdstuk beantwoordt veelvoorkomende vragen en problemen zodat de parallelle BMS functie beter begrepen en gebruik kan worden en gebruiken. Als er een probleemoplossing voor een probleem gezocht wordt, verduidelijking over functies nodig is of op zoek naar tips om de ervaring te optimaliseren, kunnen hier wat nuttige antwoorden gevonden worden. Als de vraag niet beantwoord wordt, raadpleeg dan de gedetailleerde rubrieken van deze handleiding.
V: Wat gebeurt er als er twee banken zijn, de eerste volledig geladen en de tweede leeg, en beide BMSen tegelijkertijd inschakelen?
A: Beide BMSen starten met voorladen. De lege voltooit het voorladen eerst en maakt dan verbinding. De tweede BMS gaat naar in afwachting modus en wacht tot het spanningsverschil binnen de limieten valt; met andere woorden, het wacht tot de eerste bank geladen wordt tot een gelijkaardige spanning.
V: Wat gebeurt er als er één bank volledig geladen en online is en dan de tweede bank die leeg is, wordt ingeschakeld?
A: De tweede bank gaat naar in afwachting modus en wacht tot het spanningsverschil binnen de limieten valt; d.w.z. voor de online bank(en) om te ontladen tot een spanning die laag genoeg is.
V: Wat gebeurt er in omgekeerde richting, met een lege bank online en een volle bank toegevoegd?
A: De volle bank gaat naar in afwachting modus tot de spanningslimiet binnen de limiet valt, i.e. tot de lege bank geladen is.
V: Wat gebeurt er als er een communicatieverlies tussen BMSen is?
A: Het hangt ervan af waar de verbinding verbroken is in de keten van BMSen. Stel een systeem voor met twee accu's, zoals weergegeven in de onderstaande afbeelding:
Gebeurtenis | Gedrag | |
---|---|---|
Kabel A is losgekoppeld of defect | BMS 1: BMS verstuurt een waarschuwing dat de CAN verbinding verloren is en blijft werken als een autonome BMS BMS 2: Blijft werken als een autonome BMS terwijl communicatie behouden blijft incl. DVCC met het GX apparaat Virtuele BMS: Blijft aanwezig op het GX apparaat en geeft aan dat alleen één van de twee BMSen aangesloten is | |
Kabel B is losgekoppeld of defect | BMS 1: Blijft parallel geschakeld werken terwijl communicatie met het GX apparaat onderbroken is BMS 2: Blijft parallel geschakeld werken terwijl communicatie met het GX apparaat onderbroken is Voor beide BMSen: DVCC werkt niet omdat geen van beide BMSen kan communiceren met het GX apparaat. Daarom is het in de lader(s) bepaalde laadalgoritme nu van kracht Virtuele BMS: Verdwijnt van de apparaatlijst | |
Foutmelding in accubank 1 of 2 | BMSen: Het BMS schakelt de defecte accubank uit terwijl de andere BMSen blijven werken als autonome BMSen DVCC parameters (CCL, CVL en DCL) zijn gebaseerd op de accu naar BMS die nog steeds actief is | |
Storing in voedingsvoorziening in één BMS | BMSen: De defecte BMS schakelt uit terwijl de andere BMSen blijven werken als autonome BMSen DVCC parameters (CCL, CVL en DCL) zijn gebaseerd op de accu naar BMS die nog steeds actief is |
V: Wat gebeurt er als er een foutmelding is in één van de accubanken?
A: Raadpleeg bovenstaande tabel.
V: Wat gebeurt er als er een voeding uit valt in één van de BMSen?
A: Raadpleeg bovenstaande tabel.
V: Hoe gaat het voorlaadcircuit om met het spanningsverschil als het wordt aangesloten op een systeem dat al draait?
A: Indien verbonden met een al draaiend systeem hangt het aanvaardbare spanningsverschil, vóór het sluiten van de magneetschakelaar, af van de gedetecteerde capaciteit van de accubanken die al verbonden zijn.
V: Hoe worden de ATC en dynamo ATC contactstatussen beheerd doormeerdere BMSen?
A: De synchronisatie van het ATC signaal stopt als één van de BMSen zijn hoofdmagneetschakelaar opent, waardoor de rest van het systeem kan blijven werken en laden. Als de losgekoppelde set zich weer bij de aangesloten set voegt, wordt de synchronisatie van ATC weer hersteld.
V: Wat gebeurt er als een celspanning te laag zakt in één van de accubanken?
A: Als de spanning van een cel te laag wordt, opent het betreffende BMS zijn magneetschakelaarvertraging om verdere ontlading te voorkomen terwijl de andere BMSen online blijven.